Het ImproBeest! Impressies van een absoluut ondergekwalificeerde toeschouwer

Dus. Ik ging naar impro kijken.

Ik zal jullie eerst even platslaan met al mijn vooroordelen over het genre. Impro, daar heb ik doorgaans een beetje geduld voor nodig. Ik ga ervan uit dat het vast leuker is om te doen dan om naar te kijken. En waarom zou ik gaan kijken als er niemand meedoet die ik ken? Tenzij ze natuurlijk hyperprofessioneel een kostuumdrama brengen, dan ben ik er als de kippen bij. Maar voor de rest denk ik: what’s in it for me, behalve me ergeren aan rafelende randjes en slecht gemikte replieken? Rustig, improfans, ik weet dat dat veel meer zegt over mijn hang naar het perfect afgewerkte brokje content (en mijn verlammende perfectionisme) dan over het genre zelf. Ik ga het goedmaken, beloofd.

Enter ‘Wie wordt het ImproBeest?’. De spelers strijden doorheen verschillende rondes improspelletjes om de titel van ImproBeest, de winnaar van de avond, zeg maar. Een applausmeter legt objectief vast welke scène het hoogst scoort en wie dus de publieksfavorieten zijn.

En dat wedstrijdelement is de sleutel tot succes. Als publiek zit je op die manier in een overkoepelende spanningsboog waarbij je bovendien mag beslissen over het lot van de podium-minnende medemens. En dat heel klein beetje macht stijgt metéén naar je hoofd, waardoor je heel goed oplet zodat je, in deze nieuwbakken expertenrol, rechtvaardig kunt oordelen en wikken en wegen. Nog een troef: er zit vaart in. De regisseur houdt zijn troepen netjes in het gelid. Ook als het publiek iets mag bijdragen, wordt er niet getwijfeld en gezwind beslist. Geen ongemakkelijke stiltes, geen scènes die een gênant stille dood sterven, geen onnodig getreuzel. Top. Ik was helemaal mee. En dàn, vrienden, was het ook nog eens met een dj. En met geïmproviseerd zingen. Kortom, er gebeurde overal vanalles en het ging vooruit.

Maar een goed concept is niks zonder degelijke invulling. Spelers dus. In dit geval geoefende spelers, die vrolijk schakelden van ‘ik ben Jack uit Titanic’ over ‘ik ben een jaloerse duif’ naar ‘ik heb uw kat vermoord’ en dan nog de tegenwoordigheid van geest hadden om daar met een woordmopje een strikje rond te binden (‘kat het moeten weten’, ik gniffel nog een beetje na). Ik was oprecht weggeblazen door zoveel spelplezier en verbale wendbaarheid. Als er al podiumstress geweest zou zijn, heeft deze doorwinterde stresskip dat niet gezien. Kortom, ik bleef met een aan jaloezie grenzende bewondering achter, want het ging hier om een niveau van loslaten dat ik persoonlijk alleen kan bereiken onder volledige narcose. Lang verhaal lang: ik zou iedereen aanraden om eens te gaan kijken, zeker als je wat kneuterige vooroordelen hebt.

Mijn dank gaat uit naar sympathiek rondstuiterend FUS!-opperhoofd Pieter, een soort van wandelende en ook redelijk onaflatende promocampagne voor het genre, die al zo’n twee jaar predikt dat ik met mijn farse bek en controle-issues maar eens moet afkomen. Hij had gelijk.

(Tekst: Charlotte Jonné)

(Fotograaf foto’s: Patrick De Kuyscher)

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *